donderdag 26 september 2013

Naar huis


Ik vroeg om hulp want ik was verdwaald.
Vanaf de brug wist ik het wel, maar nu had ik geen idee waar ik was.
Ergens had ik de verkeerde afslag genomen, omdat ik mijn gevoel tegensprak.
Dus ik belde je op. Redelijk in paniek omdat ik de omgeving wel herkende, omdat ik wist dat ik in de buurt was,
maar dat ik de weg in mijn eentje niet helemaal terug zou kunnen vinden.
Je was geïrriteerd.
Je hoofd zei: godverdomme.
Je mond zei: Ok luister.

Dus nadat je me verteld had hoe ik moest gaan, ben ik gaan fietsen.
En het voelt alsof ik nog steeds aan het fietsen ben, alsof ik ergens een verkeerde afslag genomen heb
en mijn weg naar huis aan het vinden ben.
Maar dat lieg ik, want in dat geval ben ik aan het fietsen sinds mijn 13e.
En ik kon pas fietsen toen ik 6 ofzo was, dus wiebel ik nogal.

Toen ik binnenstapte in het huis dat ik nog niet gevonden heb, moesten we lachen.
We lachten mij uit.
Mijn mond lachte.
Mijn ogen waren triest.
Ik vroeg me af wat er gebeurd zou zijn als ik het alleen had moeten doen,
als ik de weg niet had kunnen vragen.
Het voelde schever dan de weg vinden naar een afspraak.
Je grapte over mijn richtingsgevoel.
Ik keek weg.

Het verbaast me hoe snel ik mezelf kan verliezen in de tijd.
Twee jaar geleden begon nu de herfst en vond ik het heerlijk om in mijn eigen denken
weg te zinken.
Nu ben ik het gaan zien als een gevaar, omdat mijn veilige plekje mijn vluchtoord geworden is.
Alsof ik liever in herinneringen leef dan in de werkelijke wereld.
Als ik mijn gevoel tegenspreek word ik pissig op mezelf.
Dan zegt mijn hoofd: godverdomme.
En mijn mond: ok, luister.

Want opgeven, of pissig worden is niet de bedoeling.
Maar wat de bedoeling dan wel is, weet ik nog lang niet.
Dus ik stap maar weer op mijn fiets.

Misschien vind ik mijn weg wel terug.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten