zaterdag 14 september 2013

De plantjes van Pim


Op tafel staan plantjes,
o
p de bank zit ik te staren.

Pim springt op tafel.
Opstandig want hij weet niet waar hij is.
Zijn kleine ogen zijn zo zwart en diep dat ik erin weg zak.
Hij mag niet op tafel, maar ik wil niets zeggen.
Wie ben ik om te bepalen als ik mijzelf niet eens kan uitleggen?
Ik koppel beelden aan gedachtes die niet gaan over dingen waar ik over moet denken.
Pim lijkt bang, vind ik. Of in de war.
Hij weet niet wat hij moet en hij kauwt op mijn plantjes.

Ik staar in de kraaltjes van Pim. Donkere zwarte, ondeugende ogen.
Bange ogen die niet weten waar ze zijn beland.
Als hij een hap neemt, ontgaat het me bijna.
Ik vorm niet naar wat ik had willen kunnen.
Ik weet niet wat hij van me vind. Ik vind niets van hem.
Gewoon, Pim.
Niet van mij, want ik ben niet eens in mij.

Iets dat anderen van mij vinden, alsof ik verboden ben om mezelf te worden.
Maar dat ben ik niet, ik ben gewoon ik.
En ik kan het wel, maar laat hen gaan die dat niet zien.
Maar kan ik dat? Of wil ik dit?
En ben ik waar Pim is?
Of zijn we alleen in dezelfde kamer...
Alleen onze gestalten.
Want mijn gedachten dwalen af naar iets dat haast niet van mij lijkt te zijn.

Maar ik ben het in alle volledigheid.

Pim tikt.
Mijn plantjes vallen op de grond.

Nou en.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten